Nuchterheid, diepgang en blijvende bezinning. Dat is nodig als het gaat om godsdienstvrijheid. Al te gauw worden vanuit gelovige of juist seculiere hoek stellingen betreden. Of anders komt een politieke partij wel in een forse spagaat door te gaan regeren met gedoogsteun van een beweging die godsdienstvrijheid aan zijn laars lapt. Een boeiende confrontatie tussen Femke Halsema en André Rouvoet laat zien dat het anders kan.

De partijleiders van GroenLinks en ChristenUnie troffen elkaar 9 oktober tijdens een bijeenkomst van GroenLinks in de Utrechtse Jacobikerk. Het wetenschappelijk instituut en platform De Linker Wang belegden de bijeenkomst ‘Godsdienstvrijheid of vrij van godsdienst’. Deze titelt verwijst naar het spanningsveld dat binnen GroenLinks gevoeld wordt tussen godsdienst en emancipatie. Hamvraag: is daarop een evenwichtig antwoord mogelijk?

Rouvoet kwam binnen en zei: “Dit belooft wat. Ik kom nu rechtstreeks uit een stadscafé waar mijn eigen partij bijeenkwam. En GroenLinks zit vandaag in een kerk…”, waarop de congresgangers hem lachend begroetten. Halsema en Rouvoet waren het vaak eens, op sommige cruciale punten niet, maar debatteerden met respect en op niveau.

Halsema stak de loftrompet op de godsdienstvrijheid en daarmee samenhangend de onderwijsvrijheid. “Dat betekent bijvoorbeeld dat de staat ouders de mogelijkheid geeft – en blijft geven – om een school van hun eigen denominatie te stichten. Dat betekent ook dat er plek is voor geestelijk verzorgers zoals predikanten en imams in het Nederlandse leger.”

Ze legde de nadruk op godsdienstvrijheid als individueel recht. Halsema: “Dat betekent niet dat ik de behoefte van mensen aan geloofsgemeenschappen onderschat. Ik respecteer ook dat mensen samen tot gedragsvoorschriften en leefregels komen, waaraan zij zich – in vrijheid, zeg ik met nadruk – willen houden. Deze fundamentele vrijheid heb ik te verdedigen.”

“Maar de voorlopers van GroenLinks verzetten zich – terecht – tegen de vele gedragsvoorschriften en leefregels die door het kerkelijk gezag aan mensen werden opgelegd. Bijvoorbeeld: ‘een christen kan niet homoseksueel zijn’ of ‘een christen pleegt geen abortus of euthanasie, en keurt dit ook af  als anderen het doen’. Godsdienstvrijheid betekent – wat mij betreft ook – dat geloof niet mag leiden tot het veroordelen of uitsluiten van andersdenkenden. Het mag gelovigen ook niet beknellen in hun levensstijl of hoogstpersoonlijke wijze van geloven. Het collectief staat niet boven het individu. Kerk noch staat mogen mensen dwingen te geloven, of hun geloof af te leggen.”

Over het gepolariseerde  publieke debat zegt Halsema: “Je bent anti-religie. Dan wil je godsdienst, ik bedoel de Islam, weren uit de publieke sfeer. Of je bent pro-religie en dat betekent dat je een moslimknuffelaar bent die de sharia wil invoeren, als ik Wilders vrij vertaal. Ik accepteer en respecteer godsdienst. Ik respecteer de behoefte van mensen om te geloven en ik voel me geroepen mensen daarin te beschermen. Juist daarom kan en wil ik niet weg deinzen voor de intolerantie die met name de meer orthodoxe Islam herbergt.”

“De hartstocht die wij – terecht – aan de dag leggen om praktiserende homoseksuelen toegang te geven tot het reformatorische onderwijs en SGP-vrouwen tot de Kamer, moeten wij ook ten toon spreiden om Islamitische homo’s en vrouwen hun vrije keuzes te kunnen laten maken.”

Rouvoet kon veel onderschrijven van wat Halsema stelde, maar hij vreesde dat de overheid grondrechten ‘instrumenteel kan gaan benaderen’ door ze in te zetten voor emancipatie. De Staat zou zich dan bemoeien met het thuisleven of met wat mensen in groepsverband met elkaar hebben afgesproken. “En dat staat haaks op de bescherming die grondrechten juist moeten bieden aan burgers tegenover een bemoeizuchtige staat. Draai het dus niet om.”

Het is dus mogelijk: een beschaafd en inhoudelijk debat over godsdienstvrijheid. Het vraagt om lef, nuance en een open geest. Dialoog is van groot belang. De niet godsdienstig opgevoede Halsema heeft veel geleerd van gesprekken met gelovigen binnen en buiten haar partij. En Rouvoet heeft waarschijnlijk meer contacten met niet-gelovigen dan velen in zijn achterban.

Als progressief christen vraag ik mij af of de tegenstelling tussen de gelovige Rouvoet en de links-liberale Halsema uiteindelijk geen schijn is. De rode draad van de Bijbel is immers de boodschap van verlossing en bevrijding voor alle mensen, en ook van de schepping. In seculiere taal heet dat ‘emancipatie’. Wie zich – bijvoorbeeld als onderdrukte vrouw of homoseksueel – in vrijheid kan ontplooien en daardoor meer rust en plezier uitstraalt, doet naar mijn overtuiging de Eeuwige een groot plezier.  

Tegelijk heeft het christendom een spoor van bewustzijnsvernauwing en eeuwenlange onderdrukking op zijn naam staan. Hetzelfde geldt voor de Islam. Als gelovige moet je daarom kritisch zijn op religie, juist op je eigen religie, zonder de boodschap van bevrijding te hoeven verloochenen. Dat kan veel vragen van een mens omdat  onderdrukking soms een deel van iemand zelf geworden is.

En wat betreft de overheid… die moet terughoudend zijn om emancipatie af te dwingen of op te leggen. Al het goede groeit van onderop. Koesteren kan natuurlijk wel. Het – waar mogelijk – actief ondersteunen door de overheid is gewenst en dat is in Nederland al jaren staand beleid. Dat vraagt om een sfeer van openheid, dialoog en relativeringsvermogen.

Welk effect de gedoogsteun van de PVV krijgt op het regeringsbeleid en de sfeer daar omheen, is een cruciale vraag. Het laat zich eigenlijk wel raden. Maar als gelovige mag je nooit uitsluiten dat, ondanks een kromme regeringsconstructie, de veelkleurige samenleving een rechte slag kan slaan. Want de maatschappij, dat zijn we uiteindelijk zelf.